Carla Overkamp, directeur GGZ Rivierduinen: 'Hoe lokaler, hoe beter'


De Binnenvest werkt nauw samen met zeer veel partners. Een belangrijke partner is GGZ Rivierduinen. Directeur Carla Overkamp vertelt wat die samenwerking oplevert: ‘Als iedereen alleen vanuit z’n eigen expertise handelt, kom je maar tot zeventig procent, samen kom je verder.’

De Binnenvest heeft in 2018 organisatorisch al flink ‘voorgesorteerd’ op de toekomstige veranderingen en ontwikkelingen richting 2021. Zo wordt er bijvoorbeeld steeds lokaler gewerkt. Merken cliënten hier nu concreet al iets van?
Carla Overkamp: ‘Decentralisatie in de zorg gaat alle organisaties in de regio aan. Cliënten gaan daar zeker iets van merken, want we zullen kleinschaliger plekken op meer locaties creëren: we zijn dus op meer plekken beschikbaar en bereikbaar, en dat is een goede zaak. Het eerste doel van De Binnenvest, preventie van huisuitzetting, vraagt om een lokale organisatie met verschillende partijen, zodat we voorkomen dat mensen worden uitgezet. Hoe lokaler, hoe effectiever.’

In 2018 heeft De Binnenvest ook ingezet op het intensiveren van samenwerking(en) op inhoud, onder andere met Brijder verslavingszorg en GGZ Rivierduinen. Welke verandering, ingezet in 2018, gaat het verschil maken voor jullie cliënten? 
‘Die samenwerking levert sowieso nieuwe energie op. En natuurlijk merken cliënten het als wij beter samenwerken. Want dit gaat niet over beleid, maar heel concreet, over die ene meneer of mevrouw die wij samen beter kunnen helpen dan ieder voor zich.’

Welke veranderingen ziet u bij mensen met GGZ-problematiek?
‘De gemeente maakt eigenlijk geen onderscheid meer tussen doelgroepen. Dat werkt voor een grote groep wel, maar een kleine groep verdwijnt uit beeld, die mensen zijn te kwetsbaar.
Een voorbeeld is de inloopvoorziening. Op dit moment komen daar veel mensen met GGZ-problematiek. Gemeenten kunnen wel zeggen dat er één plek voor verschillende mensen moet zijn, maar als mensen die voorziening te groot vinden, als ze zich niet meer thuis voelen of raar worden aangekeken, is dat zorgelijk. Ik maak me dus zorgen om de meest kwetsbare cliënten. De Binnenvest en GGZ Rivierduinen staan daar hetzelfde in, we zullen dus hierover in overleg moeten blijven met gemeenten.’

Een (nieuwe) groep die bij De Binnenvest aandacht vraagt zijn uitbehandelde cliënten van GGZ. Ze kunnen vaak niet terug naar waar ze vandaan komen en zijn nog niet opgewassen tegen het leven. Wat hebben GGZ Rivierduinen en De Binnenvest in 2018 concreet in gang gezet voor deze groep? En wat is volgens u de opgave voor 2019 en de jaren die komen?
‘Het tekort aan huisvesting heeft serieuze gevolgen voor onze (gezamenlijke) cliënten. Als mensen bij ons beschermd wonen of worden behandeld, is het de bedoeling dat ze zelfstandig gaan wonen, al dan niet met begeleiding. En als ze nog niet opgewassen zijn tegen het leven, zetten we begeleiding in, en dat is soms best wel intensief. Wij kunnen zorg bieden op alle levensgebieden. Wel staan de tarieven voor zorg onder druk. Wij maken ons samen met De Binnenvest hard om ook in de toekomst de zorg te kunnen blijven leveren. Voor buitenstaanders is het soms lastig uit te leggen dat mensen niet in één rechte lijn herstellen; dat gaat nu eenmaal met pieken en dalen. Dat geldt ook voor ‘opgewassen tegen het leven’. Soms gaat het goed, dan is het verleidelijk om de begeleiding te stoppen. Maar dat moet je zeker niet zonder vangnet doen, want mensen kunnen terugvallen.’

Jullie doen samen met De Binnenvest pilots, waaronder ‘Beschermd Wonen Light’. Waarom eigenlijk?
‘Omdat wij zien dat de overgang tussen beschermd wonen en zelfstandig wonen erg groot is. Het is dus logisch om daar iets tussenin te organiseren. We hebben niet alleen het probleem geconstateerd, maar er ook naar gehandeld. Wij hebben gekeken naar de behoeften bij jongeren en zijn dat gaan organiseren. Er kwamen mogelijkheden om met een subsidie een pilot Beschermd Wonen Light op te starten. Bij de pilot kijken we dus goed wie onze cliënten zijn en wat ze nodig hebben.’

Een andere vernieuwing in 2018 was de pilot Spoedzorg. Voor wie is dat bedoeld?
‘Spoedzorg is niet bedoeld voor een acute crisis, maar om de fase daarvoor. Het gaat daarbij om cliënten waarbij de zorg niet kan wachten tot morgen, als mensen behoefte hebben om even een time-out te nemen, om te kunnen bellen, om te kunnen praten. Dit alles doen we om te voorkomen dat er een echte crisis ontstaat. Spoedzorg pakken we samen op met De Binnenvest, GGZ en Prodeba. Iedere organisatie beantwoordt de vraag wat we cliënten kunnen bieden om hun leven beter op orde te krijgen. Dat is iets wat je beter samen kunt doen. Als iedere organisatie vanuit de eigen expertise handelt, kom je waarschijnlijk tot zo’n 70 procent. Als we het samen doen, komen we tot maximaal resultaat.’

 

U bent hier